Al die duizend dingen weet ik nog

Dat hij niet van sokken hield in bed. Dat hij bijna is verdronken met de kano toen hij achttien was. Dat hij maar een babyfoto heeft, omdat zijn ouders de rest bij een verhuizing zijn verloren. Dat hij niet wist wat masturberen was, voordat iemand het hem vertelde. Dat hij ontmaagd werd door een meisje dat Julie heette. Dat die Julie veel ouder was. En dat dat hem nogal overviel.

Dat hij dacht het ‘enigsinds’ was, in plaats van ‘enigszins’, en dat ik het hem nooit verteld heb. Dat hij meer van mannenstemmen dan van vrouwenstemmen hield. Dat hij dyslectisch was. Dat hij nog nooit iets heeft gestolen. Dat hij soms migraine had. En dat daar echt niets tegen helpt. Dat hij heel mooie handen heeft. En dat ik daar graag naar keek.

Dat hij op Eddie Vedder leek. Dat hij zei dat hij familie van Van Halen was, en dat ik dat niet geloofde. Dat hij zittend plaste. Dat hij een Ford Mustang koopt als hij de loterij wint. Dat hij mij het mooiste vond als ik net wakker was. Dat hij niet van dikke vrouwen houdt. Dat hij ooit bang was dat hij homo was. Dat hij nooit vegetariër wordt, omdat hij denkt dat het niks helpt.

Dat hij ooit in Auschwitz is geweest met Slagwerk Garderen. Dat hij toen het net uit was de ene onenightstand na de andere had. Maar dat hij nooit die passie voelde als bij mij. Dat hij een keer zei dat ik ‘metaalsplinters’ op mijn oog had, en daarmee mijn zilveren oogschaduw bedoelde. Dat hij ooit de K2 nog wil beklimmen. En dat hij dat toch nooit doet.

Dat hij zich nooit op zijn gemak voelde bij mijn vader, maar het altijd heeft ontkend. Dat hij heel raar en zenuwachtig danste, en dat ik dat juist heel mooi vond. Dat hij vijf studies niet had afgemaakt. Maar dat hij hij toch werd toegelaten bij Defensie. En dat hij daar ook mee is gestopt. Dat hij als puber bijna zelfmoord heeft gepleegd bij een gemaal. Maar dat toen toch niet heeft gedaan. En dat hij toen die avond boontjes heeft gegeten.

Al die duizend dingen weet ik nog. ‘En ik?’ vroeg ik toen ik hem weer zag. ‘Hoe was ik toen ik met jou was?’

‘Nou gewoon’, zei hij. ‘Je at heel graag, en je sliep heel graag.’